Het is een heldere koude dag in januari. De zon is net bezig om achter de heuvels te verdwijnen wanneer we het laatste stukje over de bochtige boerenweggetjes rijden. Links en rechts rollende heuvels. Een gouden winter-landschap bezaaid met schapen en houten hekjes glijdt aan ons voorbij. De kastanjes en walnootbomen zijn nog kaal, maar varens, dennenbos en bemoste eiken geven het landschap een groen begroeid uiterlijk in het oranje avondlicht.
Na wat speurwerk vinden we de locatie van het stuk land dat we morgen samen met de makelaar gaan bezichtigen. Of het helemaal de bedoeling is weten we niet, maar we nemen zelf alvast een kijkje. De advertentie speekt over ‘gelaagde terrasjes’, een oude wijnschuur en een bron. Op de bijgevoegde foto is niet veel meer te zien dan een stuk gras en een paar boomtoppen tegen een grijze lucht. Typisch Frans.
Bijna extatisch en lichtelijk onderkoeld keren we anderhalf uur later terug naar de camper. We zijn verliefd, verkocht, als een blok gevallen voor deze plek! Heel voorzichtig spreken we het naar elkaar uit. We grijnzen de hele nacht, onder een dikke stapel dekens en met drie katten aan het voeteneind.
De volgende ochtend keren we terug met Ingrid, onze contactpersoon bij de makelaar, die zich uiterst inspant om in ons gebrekkige Frans te communiceren. Er komt wat gebarentaal en Google Translate aan te pas. Hoewel we eigenlijk ‘alleen maar even willen kijken’, bespreken we op het kleine kantoortje eerst onze wensen en budget. Vervolgens neemt Ingrid ons met een map vol papieren mee de heuvels in. De advertentie belooft ons een fantastisch uitzicht, maar op deze bewolkte dag verdwijnt de wereld daarboven in dichte mist. We verzwijgen dat we het uitzicht gisteren al op eigen houtje bewonderd hebben.
Vol overtuiging spelen we onze verrassing, struinen wat rond op het land en laten ons daarna meenemen naar nog een aantal andere opties die binnen ons wensenlijstje zouden moeten passen. Het tweede stuk land bevindt zich even verderop in de straat en is zo dicht begroeid met bramen dat Ingrid op de straat blijft staan, en wij ons nauwelijks vijf meter van de ingang naar binnen weten te werken. Het derde stuk is een klein lapje op de kruising van twee wegen in het dorp. Piepklein en reteduur, maar, zo verzekert Ingrid ons trots : heel plat! En, tja, dat komt in deze heuvelachtige buurt niet zoveel voor.
Tijdens de lunch in de camper (koekenpan-tosti’s met cheddar en salami) bespreken we alle opties nog eens na. Dit is misschien de 4e locatie waar we stukken land bezichtigen. Een paar weken eerder vielen we bíjna voor een lapje land in een regio ten Noord-Westen van hier. Iets hield ons tegen. Een onderbuikgevoel. Het was het nét niet.
Op de mountainbikes beklimmen we later die middag opnieuw de heuvel. En dalen we nogmaals te voet de steile helling af. Een schijnbaar eindeloos zigzaggend hertenpad met een dikke laag mos. Oude eiken en helemaal aan het eind van het pad een klein vervallen schuurtje. Ik zie kansen voor een bos-atelier en maak alvast plannen voor een raam in het ingestorte dak. We zien massa’s potentie voor dit land en dromen van kamperen in hangmatten in ons eigen bos. Onze buurman is een ezel (een echte, niet bij wijze van spreken) en in het bos bovenaan de heuvel liggen stapels afgedankte autobanden klaar. Alsof dit land al die tijd al wachtte op ons earthship.
Toch bespeuren we ook een aantal imperfecties. Het platte bebouwbare stukje land bovenop de berg is klein. Echt klein. Ons ecohuis zou hier maar nét passen, en ingeklemd staan tussen overschaduwend bos enerzijds en een buurman (niet die ezel) met indrukwekkend blaffende herdershond en vele autowrakken in de tuin anderszijds. Heel Frans. Maar misschien niet optimaal.
Maar oh… die groene helling. Het bos. Het mos. De omgeving. De liefde is nog lang niet bekoeld. Het beschikbare kavel loopt in een smalle strook door tot helemaal onderaan in de vallei. Daar vinden we een wandelpad dat we besluiten te volgen. De route leidt door een wild begroeid bos vol varens, met een klein stroompje op het diepste punt, omhelsd door groene heuvels aan weerszijden. Op enig moment besluiten we van het pad af te wijken en de heuvel naar boven te beklimmen, daar waar we denken dat het tweede stuk land dat we vanmorgen bezichtigden ongeveer zou moeten liggen.
Via prikkeldraad bereiken we wat zich aan de andere kant van de torenhoge bramen bevindt: oude eiken, heel veel jeneverbessen, dennenbomen en een paar verdwaalde berkjes. De grond lijkt hier wat droger en de begroeing prikkeliger. We vinden een paar oude muurtjes en, eenmaal boven aangekomen, een uitgestrekt stuk grasland en adembenemend uitzicht.
Onverwacht vinkt dit land (bijna) alle vakjes af; ruim genoeg voor ecohuis en moestuin, zonovergoten en met een eigen stuk bos. Een prachtige natuurrijke omgeving waarin we ons allebei gelukkig voelen, ‘afgelegen’ maar met winkels en werkgelegenheid nabij. Iets boven budget maar volgens Ingrid valt daarover te onderhandelen.
We wikken en wegen. Durven we het aan om deze prikkerige wildernis om te zetten naar een leefbaar stuk natuur? Is het land te schuin? Kan je daar wel op werken met een graafmachine? Hoever reikt ons budget en wat betekent dit voor het blijven leven en reizen in onze geliefde camper Brutus?
Het kriebelt. We zijn enthousiast. En beiden ook doodsbang.
Na drie jaar sparen en plannen, vertrokken we in 2018 in onze camper Brutus – het avontuur tegemoet. We waren ervan overtuigd dat het leven anders moest kunnen – trager, groener, gelukkiger – en namen de proef op de som. Nog eens drie jaar later verhuisden we naar ons eigen stukje wild land op een heuveltop in de Franse Corrèze. Daar groeien nu de eerste appelbomen, doen we de afwas met regenwater en komt (bijna) al onze stroom van de zon.
Lees hier meer over de bouw van ons ecohuis of volg mijn avonturen op weg naar groen geluk via
Wanneer ik mijn kruiden te drogen hang in de badkamer van de camper (een portapotty, en een douche die we nooit gebruiken omdat we liever buiten een beekje opzoeken), realiseer ik me voor het eerst dat ik verlang naar een vaste woonplek.
Verlangen is niet helemaal het goede woord. Ik geniet intens van de afwisseling en het avontuur dat het nomadenleven me brengt. Maar door zoiets simpels als het te drogen hangen van mijn versgeplukte takjes sint-janskruid, besef ik me dat duurzaam leven misschien makkelijker is vanuit een vaste uitvalsbasis.
Als ik meer ruimte had, en tijd, zou ik heel graag een grotere hoeveelheid wildgeplukt voedsel in willen maken. Ik zou eitjes van mijn eigen kippen willen rapen en fruit willen drogen in een houtgestookte oven. Ik wil bloemkolen laten groeien (want die vind je nou eenmaal niet zo vaak in het bos) en appels plukken zonder daarvoor over het hekje van een verwaarloosde en vergeten tuin te hoeven klimmen (hoe avontuurlijk dat ook is 😉).
Het liefst ging ik helemaal niet meer naar de supermarkt. Die felverlichte plek vol kunstmatig voedsel vormt steeds meer een inbreuk op de rust die ik in mijn lijf en hoofd ervaar. Het water dat ik drink komt iets te vaak uit een fles, terwijl het met bakken uit de lucht valt en in de bergen schoon door de beekjes stroomt. Het camperleven blijft een afwisseling tussen vredige afzondering in de natuur, en terug de bewoonde wereld in om de voorraden weer aan te vullen.
Ik verlang naar MEER verbinding met de natuur. Meer dan alleen in de natuur aanwezig zijn. Meer dan elke dag genieten van mooie uitzichten en het opsnuiven van de frisse lucht. Meer dan wandelen en hier en daar wat kruiden, noten en bessen plukken. Een echte verbintenis is tweezijdig. Ik wil niet alleen nemen, ik wil de natuur iets terug kunnen geven.
En zo groeit het verlangen om opnieuw op een vaste plek te leven. Een plek ver weg van alle drukte. Een plek vol groen en ruimte. Een plek waar we regenwater kunnen opslaan en zonnepanelen kunnen plaatsen. Waar we groenten en fruit en noten kunnen laten groeien. Waar we ons huis kunnen verwarmen met sprokkelhout en zelf zorg dragen voor het recyclen van ons afval. Waar ik zelf geitenkaas maak en brood bak, en de eenden de slakken weghouden uit de moestuin.
Een samenwerking met de natuur, om het paradijs te creëren.
Na drie jaar sparen en plannen, vertrokken we in 2018 in onze camper Brutus – het avontuur tegemoet. We waren ervan overtuigd dat het leven anders moest kunnen – trager, groener, gelukkiger – en namen de proef op de som. Nog eens drie jaar later verhuisden we naar ons eigen stukje wild land op een heuveltop in de Franse Corrèze. Daar groeien nu de eerste bloemkolen, doen we de afwas met regenwater en komt (bijna) al onze stroom van de zon.
Lees hier meer over de bouw van ons ecohuis of volg mijn avonturen op weg naar groen geluk via
Wanneer ik de vlonder op kom lopen staat ze daar al. Camera in de hand, gericht op de aanlegsteiger waar ik elke morgen mijn thermos koffie drink. Dit plekje voelt bijna als ‘van mij’, maar het is van iedereen, en bij iedereen geliefd. Ze begint tegen me te kletsen ‘mooi hier, he’. Ja, het is inderdaad mooi. Elke dag weer. Ik drink liever mijn koffie in stilte, maar dat zeg ik niet. Ik kan best een ochtendje sociaal zijn. (Een beetje, dan).
Ze was vanmorgen bijna niet gegaan, in verband met de voorspelde bewolking, maar toen ze wakker werd leek het wel mee te vallen. Die ervaring had ik ook, knik ik blij en bevestigend. ‘Maar ja, nu hangt er hier toch veel nevel. Tja, nouja, kan ook mooi zijn…’ Ik verbaas me een beetje – want ik zie juist een prachtig gekleurde lucht. Zoals gezegd, ik kom hier vaak, en dit is één van de mooiere ochtenden.
We praten wat over fotografie. Men heeft haar de steiger aangeraden om te fotograferen, maar ze vindt hem zo breed. ‘Misschien ziet ‘ie er beter uit vanuit de hoek waar jij nu staat.’ Klik. Ja. Veel beter. Of ik hier vaker kom. Ja, bijna elke dag. Élke dag? Ja. Ik begin de dag graag buiten. ‘Gisteren was er een prachtige heldere zonsopgang.’ Ik knik enthousiast; ik was erbij. Zij niet. Ze moest werken. En toen er drie winters geleden een prachtig schouwspel ontstond nadat het water in stormachtige toestand bevroor, was ze er óók al niet. Want toen was ze ziek.
Samen kijken we naar de zon. Ik geniet, zij baalt. Door het gedimde licht achter de sluierbewolking zijn de elektriciteitsmasten aan de overkant van het water extra goed zichtbaar. En dat staat niet zo chique op de foto. Over een half uur moet ze weer weg. Ze hoopt dat de zon voor die tijd boven de wolken komt. Maar ze denkt van niet. Waarschijnlijk pas als zij precies weer weg is.
De reflectie op het water is wel mooi. De kleuren hebben wel wat. Maar echt een interessant plaatje, nee. Laatst vlogen er ganzen precies op het goede moment voor de zon. Maar, ja, dat gebeurt ook maar één keer.
Ik probeer de focus te verleggen. ‘Fijn wakker worden hier, he’. En ik vertel wat over hoe ik vrij intuïtief fotografeer. Ik ben gewoon buiten. En als ik een plaatje zie dat me raakt, dan leg ik het vast. Klinkt simpel, maar heb ik jaren op geoefend. Je ogen leren anders kijken naar schoonheid. Er komt een breed lachende man aangeschuifeld over de ijzige steiger. ‘Het is een mooie, vandaag, he!’ wijst hij naar de gekleurde lucht en de waterige zon. Ja, prachtig! Zo lekker rustig ook, beaamt de vrouw. Alleen maar het geluid van de vogels. Ik spreek de gedachte die in mijn hoofd op komt niet hardop uit.
Of ik dan trouwens ook veel bijzondere vogels had gezien, hier. Er schijnen ijsvogels te zitten. Dat heb ik ook begrepen, ja. De andere fotografen die ik hier tegenkom praten over bijna niets anders. Ik twijfel te vertellen over Frankrijk. Dat ik daar deels woon. En dat er daar bij de rivier veel ijsvogels zitten. Ik doe het maar niet. Bang dat ze het opvat als iets dat haar weer niet gegund is.
De koffie zit nog steeds in mijn rugzak. Ik wil er ergens rustig mee zitten. Wanneer ik verder wandel wenst de vrouw me toe dat ik dan toch in ieder geval de ijsvogel nog zal zien. Want ‘dan heb je tenminste nog íéts’. Ik lach een beetje ongemakkelijk en wens haar vandaag veel plezier op haar eerste werkdag bij een nieuwe baan.
Een eindje verderop sla ik de hoek om naar een kleine half-verborgen steiger in het riet. De plek waar ik elke morgen de aalscholvers begroet. Ze heten allemaal Ali en mopperen nooit over het weer. Ik leg een plastic tasje weg tegen de kou en ga zitten met mijn thermos oplos-chicorei. De ali’s wapperen met hun vleugels en steken hun kop in de wind. En dan ineens; Een blauwe flits. Ik leg mijn boterham weg en tuur door de zoeker van mijn camera. Tussen de takken aan de overkant signaleer ik een kleine vogel. Ik twijfel nog even. Is het….? Dan een hoge zuivere roep. Ja. Duidelijk. Hoi ijsvogel. Ik drink mijn koffie en eet mijn boterham en geniet van de aanwezigheid van dit kleine felgekleurde wezen.
Wanneer ik klaar ben met eten, besluit ik het erop te wagen een foto te nemen. Mijn zoomlens reikt niet zo ver, dus ik reken nergens op. Ijsvogel zit rustig op zijn takje en slaat het allemaal gade. Wanneer er een meerkoet komt aangezwommen vliegt hij als een blauwe flits de zonsopgang tegemoet.
Er stapt een hond de steiger op. Een mooi beest met lichtblauwe ogen. ‘Blijf!’ ‘Nee!’ Oh, het mag wel van mij, hoor. Ik houd van honden. Nee, legt de man uit, hij jaagt iedereen weg. ‘Ik fotografeer zelf ook dieren dus ik weet hoe vervelend dat is.’ Ik snap de goede intenties, en verzaak daarom uit te leggen dat het me oprecht blij zou maken om de hond te begroeten. Even blij als het begroeten van de Ali’s en de ijsvogel. Ik vertel over de ijsvogel, en dat die net weer weg is. De man weet te vertellen dat iemand met een voor mij onbekende naam gisteren wel 34 zilverreigers heeft geteld door zijn verrekijker. De man loopt even het steigertje op, om aan te wijzen waar die zaten. De hond wacht braaf op het pad. We wisselen nog een paar woorden, over de dodaars (een kleine soort fuut) en hoe fijn het hier is. Dan gaat de man snel weer verder. Hij wil me niet langer storen.
Ik klets nog wat met de aalscholvers. Iets in mij is bang dat de vrouw elk moment de hoek om kan komen. Op zoektocht naar de ijsvogel. Zodat ze niet voor niets is gekomen. Maar ik denk dat ze al huiswaarts is. Hopelijk niet al te teleurgesteld in haar verwachtingen van het begin van deze dag.
Langzaam zie ik het bolletje met de twee lachende mensjes in regenlaarzen verder van mij verwijderd raken. Het beweegt over de kaart door België, langs Parijs, alsmaar verder naar het Zuiden – samen met Bas die in onze auto terug reist naar huis. Ons thuis. Ik verlang terug naar het moment van die foto – samen de bodem voor de kas uitgraven op een zonnige herfstdag. Onder begeleiding van fluitende vogels, pauze met stroopwafels op de omgevallen eik, en ’s avonds moe maar voldaan naar bed.
Het goede leven; het leven waarvoor ik koos. En nu… een heel ander leven. Ook een beuwste keuze. Geen makkelijke. Wel een krachtige. Ik ben blij dat ik vrij ben om te kiezen.
Ik spreid het kleed dat mijn moeder ooit haakte van kleurrijke wol over het bed in mijn nieuwe kamer. Mijn tijdelijke plekje in huis bij een superlieve vriendin en haar man plus kleuter. Ik stal mijn verfspulletjes uit, het geurkaarsje en de paddenstoelen die Bas uit hout sneed. Het gevoel van ‘thuis’.
Het voelt verrassend normaal om hier te zijn, terwijl er zoveel waar ik van hou ‘daar’ is. Ik pak mijn oude routines weer op. Loop mijn favoriete wandelroutes door de kleine stukjes dorpse natuur. Bij de weggeefwinkel scoor ik een shirt dat me netjes genoeg lijkt voor werk.
Om kwart over acht fiets ik door de drukke binnenstad van Leiden. Twintig minuten fietsen en twintig rode stoplichten. Links en rechts word ik ingehaald door weggebruikers die meer haast hebben dan ik. Hoge vierkante gebouwen, electriciteitsmasten en vrachtauto’s. Het contrast met mijn stille Franse zonsopgang is groot.
En toch voelt het nog steeds vertrouwd. Dit was immers lange tijd mijn wereld. Ik weet de weg, ik ken het slaan van de zweep. De cultureshock blijft uit – een herkenbare allergie speelt opnieuw op. Het gaat hier te snel, te veel, te hard, te luid. Ohja. Dit was waarom ik wegging. En waarom ik nu hier ben om verder te bouwen aan mijn droom.
Terwijl ik vergader inventariseert Bas in Frankrijk de schade van de laatste flinke storm. Drie omgewaaide eiken aan de kant van de weg. Ons eigen stukje bos blijft ongeschonden. De zelf-gefrabiceerde kas houdt stand.
Ik leef nu eigenlijk twee levens. Één waarin ik me over drukke fietspaden manouvreer, kleuters naar zwemles breng en vergader over zorg op maat voor (jong)volwassenen die lastig meekomen in de maatschappij. En een ander waarin ik bustickets boek naar Frankrijk, plannen maak om de moestuin te mulchen en videobel met mijn katten.
Via Instagram stromen er bemoedigende berichtjes binnen. “Succes”, “Knap”, “Stoer”, “You’ve got this”. Het voelt nog steeds onwerkelijk en toch zit ik er al middenin. Ik ben het aan het doen : zorgdragen voor ons leventje daar. We hebben gewoon, zoals Bas het pakkend omschrijft, de afwas héél lang opgespaard – en nu is het tijd. Aan de bak. Lets do it. I’ve got this.
Ruim anderhalf jaar geleden vertrok ik met man en drie katten naar Frankrijk om te bouwen aan onze zelfvoorzienende droom. Vorige maand maakte ik de impulsieve en daadkrachtige keuze om mijn Franse leven tijdelijk achter te laten en aan de slag te gaan bij een baan in Nederland. Het gat in de begroting voor de bouw van ons ecohuis bleek zichzelf niet te dichten, en het lukte me niet langer erop te vertrouwen dat het links of rechtsom “wel goed zou komen”. Ik werk nu als begeleider in de geestelijke gezondheidszorg en ga 1x per maand naar huis, waar Bas zorgdraagt voor ons land en en de poezen. Gelukkig weet ik ook hier de beste plekjes voor zonsopgangen en groene wandelingen. En hoewel ik het soms héél spannend vind en alle hulp welkom is, ga ik deze nieuwe uitdaging met vertrouwen tegemoet.
Draag je mij, of onze groene droom, een warm hart toe? Je helpt me door te delen over mijn verhaal (bijvoorbeeld via @sarieswereld), en door anderen te attenderen op mijn winkel vol natuurkunst! Of gewoon door me een berichtje te sturen! Echt! Vind ik leuk 🙂
Een half uur voor ze aankwam reden we nog snel even naar de rivier. Die had de laatste tijd heel laag gestaan maar was nu, bij wijze van welkomstgeschenk, plots weer goedgevuld. Na een verkoelende duik in het heldere stromende water reden we de steile zig-zag onze heuvel op. De zon stond nog hoog en bescheen velden met koeien en natuurstenen huisjes omringd door kleurrijke bloemen. Het beloofde een zwoele zomernacht te worden.
Een half uurtje later stonden ze daar dan. Patricia de (Fiat) Panda en Afieke, onze allereerste kampeer-gast. Allebei een beetje uithijgend van de hitte en de rit. De rest van die week bewoonde Afieke Kamp 2, wat in haar aanwezigheid veranderde in een soort buiten-atelier vol borduursels, haakwerk, handgeschept papier en een alsmaar groeiende verzameling rivierstenen.
Het idee om ons terrein toegankelijk te maken voor bezoekers, was nog maar een paar maanden daarvoor ontstaan. Het tentje stond er toch al met enige regelmaat, als primitief gastenverblijf. Ik noem het nu een gastenverblijf, maar het hield eigenlijk toch echt wel op bij het tentje. Een tentje en een fijn uitzicht, meer was Kamp 2 tot deze zomer nog niet.
Tegen de tijd dat Afieke er haar tijdelijke intrek nam had het kampje zich echter uitgebreid met een houten biertafel plus bankje, vrolijk gekleurde stoeltjes, een regenton met kraantje en vuurkuil met kookvoorzieningen. Alles in het versnipperde zonlicht onder het overhangende bladerdak van de essen.
Kamp 2 is stiekem de fijnste plek van ons terrein. Het is er beschut en je hebt er het mooiste uitzicht over de vallei. ’s Morgens, wanneer de zon opkomt boven de heuvels, schijnt ze haar gouden stralen onder de bladeren door. En wanneer ze later op haar heetst is, vormt de bladerkoepel een koele plek waar vaak een zacht briesje staat. Zelfs tijdens een klein buitje zit je in Kamp 2 beschut en droog. Met de gezellige inrichting die we de afgelopen maanden bij elkaar verzamelden is het inmiddels een soort van buiten-huiskamer geworden, waar we ons ook zelf graag terug trekken.
Maar nu ‘woonde’ er dus ineens iemand anders. Iemand die zichtbaar genoot van de vogelgeluiden, de krekels en cicaden. Iemand die zich er thuismaakte, met een kleedje voor onder haar blote voeten en een kussentje op de bank. Ik werd er vrolijk van. En ik durf wel te zeggen dat het er zelfs een beetje leeg en stil was, na haar vertrek.
Toch was dat maar van korte duur. Joyce, die ik een paar jaar geleden ontmoette op de verjaardag van vriendin Evelien, maakte een tussenstop bij ons op weg naar Portugal en parkeerde bus ‘Boes’ op de oprit. We grillden courgettes uit de moestuin op het vuur en iedereen lag nog tot laat wakker van de warmte – behalve ik, want ik sliep in het tentje met de rits open en een briesje over mijn lijf.
De hittegolf is nog steeds niet ten einde wanneer we even later Lisette ophalen van het station. Weer een creatieveling. Het begint hier langzaam te voelen als een uitvalsbasis voor kunstenaars. En voorzichtig beginnen er ideeën te borrelen voor creatieve retraites, waarvan mijn hart hard schreeuwt van JAAAA en mijn hoofd nog onderzoek doet naar het hoe.
Er wordt niet alleen maar gekunst. Er wordt vooral veel genoten van de natuur. Afieke spot de wielewaal en de ijsvogel, Lisette vindt een gloeiworm. We bestuderen samen insecten die we in Nederland niet zo heel vaak zien. ‘Deze bidsprinkhaan heeft eigenlijk echt een aliënachtig hoofd!’. Én er wordt creatieve inspiratie geput uit al dat natuurschoon. ‘Sarie, ik heb dit blaadje van je eik geplukt, ik ga het schetsen en borduren op handgeschept papier’.
Wanneer ik ‘smorgensvroeg buiten wakker word met mijn kopje koffie, hoor ik het tentje openritsen en de gezellige geluiden van gedempt kletterend servies en een kopje thee dat gezet wordt op de gasbrander. Als ik even later met mijn gieter voorbij loop zie ik onze gast genieten van het ochtendzonnetje, zittend met haar haakwerk op een kussentje op de grond. Het voelt knus, dat er iemand zo thuis is in het kamp.
Op de laatste dag dat Lisette bij ons logeert gaan we ’s morgens vroeg een stukje wandelen. Overdag is het te heet. Volgens Lisette zelfs te heet om te haken. Maar gelukkig is er de rivier om in af te koelen en is onze wandeling in de vroege ochtendzon misschien wel extra mooi. Er worden deze weken dingen gedaan die men eerder nog niet durfde én er zijn dingen onverwacht spannend, zo in je eentje op een andere plek. Er wordt gelezen, geschreven, bezonnen en gepraat. Er worden plannen gemaakt en overdenkingen gedeeld. Er wordt naar de sterren gestaard en diep in en uit geademd.
Ik weet zeker dat beide logees iets mee naar huis nemen van deze reis.
En ze laten ook vanalles achter; Op tafel in het kamp liggen plots drie vrolijk omhaakte rivierstenen en verstopt in het vakje voorin het gastenboek vind ik een klein kunstwerkje. “Titel onbekend”- omdat ik liet vallen dat ik zelf nogal eens moeite heb met namen bedenken voor wat ik maak.
Maar vooral blijven we achter met een dankbaar gevoel. Dat we hier een fijne groene plek kunnen delen, waar je ‘helemaal alleen op een Franse bergtop’ kan kamperen. Maar waar het tóch ook heel knus en veilig en gezellig is. Ik vind het mooi dat dat ook precies was wat al deze vrouwen kwamen doen. Ze waren in hun eentje op avontuur. Op reis. Om iets te ontdeken over het leven, de wereld en zichzelf.
Mooi dat ons kleine stukje paradijs daarin heeft kunnen bijdragen.
Ben je benieuwd naar wat er verder de afgelopen tijd gebeurde in ons zelfvoorzienende paradijs-in-aanbouw? Als je je hieronder inschrijft voor mijn nieuwsbrief mail ik je af en toe met een update.
Liefs! Sarie
P.S. Het was best spannend om onze eerste logees te ontvangen! Ik wist niet precies wat ik moest verwachten want pas wanneer je iets doet, weet je hoe het zal gaan. De 10 dingen die me het meest verrastenlees je in deze Instagram-post.
Thuis is een gek begrip. Iedereen die een langere periode gereisd heeft weet hoe ontheemd je je kan voelen wanneer je terugkeert naar ‘huis’. Toen ik terugkwam van 3 maanden backpacken in Thailand snapte ik niks meer van de Westerse cultuur. Alles was hier grijs en leeg en kil en stil. De mensen leken groot en lomp, en de rijkdom bijna beschamend. Het duurde eventjes voor ik me weer één van hen voelde.
Toen we enige tijd geleden naar Frankrijk togen in onze microvan Billy (da’s dus gewoon een auto die met een beetje (oke, best veel) fantasie prima voor camper door kan), heerste er dan ook enige verwarring. Gaan we nu weg van huis of juist náár huis? Kan een mens meerdere thuizen hebben? We bewogen ons van het ene thuis naar het andere om een krabbel te zetten. Voor grond die eigenlijk al een tijdje ‘van ons’ voelt maar dat stiekem nog niet helemaal was.
Hierbij een terugblik op onze korte roadtrip naar Frankrijk, waarvan we zo oneindig veel rijker weer ‘thuis’ kwamen dan we vertrokken.
23.09. 2019 Voordat we naar de notaris gaan – ik beeld me een stoffige en stinkendrijke Fransman in – brengen we een bezoekje aan onze woestenij. Want dat is het; een bijna ondoordringbare wildernis van bramen en rozenbottels en alles wat prikt en stekelig is. De zomer heeft zelfs de paar hertenpaadjes die het bos in leiden bijna onvindbaar gemaakt; het is hier vol leven en ongehinderde groei. Met uitzicht over de vallei en de paar oude stenen huisjes op de heuvel tegenover ons, warmen we een blik zuurkool op boven een houtvuurtje. Jawel, het bestaat. Zuurkool in blik. Met van die papperige stukjes worst en als je heel goed zoekt een paar kleine pepertjes (zwaar oververtegenwoordigd op het etiket). De herfst is hier nog zacht, de zon schijnt op onze rug en in het bos roept een specht. Een feestmaal. Het leven is zo simpel.
Bij betreffend stoffig notariskantoor komen we samen met de Engelsman die nu nog, héél even, eigenaar is van het terrein. Ik weet niet wie er gelukkiger is met deze overdracht; wij of hij. De grond was al drie keer eerder verkocht, waarbij de koop telkens stukliep op afkeuring van de bouwaanvraag. De vorige kopers wilden een houten chalet bouwen. Moet je voorstellen. Van hóut!! Kan dus echt niet.
Hoe onze aanvraag er doorheen is gekomen weten we nog steeds niet zo goed. Soms schrik ik ‘s nachts zwetend wakker met het beeld van een zekere architect de bâtiment France die enkel hoofdschuddend “non non non non” mompelt alvorens zich een weg te banen door tot kniehoogte opgestapelde dossiers. Om vervolgens terug te komen met de specifieke dakpannen die we dienen te gebruiken. Op ons platte groene dak.
De eerste maanden van dit jaar waren een rollercoaster. Onze bezoekjes aan verschillende stukken land waren puur oriënterend – en een beetje tijdvulling omdat we toch moesten wachten tot onze asielkitten Puma het land mocht verlaten. Het moment dat we serieus overwogen vastgoedbezitters te worden voelde dan ook als een sprong in het diepe. Van de hoge duikplank – in een ijskoud zwembad. Er was ineens zó veel uit te zoeken, te vertalen en te begrijpen. Hoe koop je een stuk land? Waar moet je op letten? Hoe bouw je een huis? Wat kost dat? Er waren gesprekken met de makelaar, de burgemeester (die gelukkig heel veel bien sûr zei) een architect en een maître d’oeuvre. Bezoekjes aan de BricoMarché en de Loxam. Research naar ecologisch bouwen en heel wat uren in Brutus met potlood, papier, linealen en een scala aan getallen.
En nu zitten we hier. In een dorpje aan de voet van “onze” heuvel om een handtekening te zetten onder het koopcontract van ons land – ons thuis. Ons volgende avontuur! Terwijl ik mijn krabbel zet voelt het alsof de grootste horde al genomen is. Als ik geloof in boodschappen van het universum is dit het moment om naar de sterren te kijken en dankjewel te zeggen. Dit stuk grond kwam op ons pad door een bizarre samenloop van zoveel omstandigheden. Maar is dat stiekem niet altijd hoe het leven loopt? We zijn op het goede pad. En we hebben ZO ontzettend veel zin om aan de slag te gaan!
Op de terugweg overnachten we in Billy. Het is een zonnige dag en een heldere nacht. We fantaseren over een lange hal vol planten, een houtverwarmde bank van klei en een rijkgevulde moestuin. En stiekem verlangen we alvast naar ons kleine huisje in Warmond wat bij elke thuiskomst weer aanvoelt als vakantie.
Zoveel verhalen. Zoveel avonturen. Zoveel liefde voor de wereld.
Na jaren van sparen en voorbereiding deden we het dan toch echt : we verkochten vrijwel al onze bezittingen, beëindigden de huur van ons superfijne appartement, en gingen de hort op. Voorgoed.
Twee moderne hippies en drie katten in een huis op wielen. Het geluk gevonden in de natuur. Op zoek naar niets. Op weg naar nergens. Het leven levend met een glimlach van oor tot oor. Deze reis bracht ons niets van wat we hoopten en zoveel meer dan we ooit hadden kunnen verwachten!
We waren één jaar weg en kwamen vijf jaar wijzer terug. Wat we onderweg beleefden viel niet in woorden om te zetten, maar nu ga ik het dan tóch proberen.
Beetje bij beetje.
Op basis van onze mooiste foto’s en herinneringen zal ik hier, afgewisseld met verhalen over het nú, terugblikken op ons reizende leven in sync met de natuur, waarin we nog altijd groeien en verdiepen. We leerden wat échte vrijheid is, en waar we ook zullen gaan en staan, die kennis heeft onze wereld voorgoed veranderd.
Terug naar de basis. Waar de zon schijnt, de wind waait en de regen valt. Waar de bomen groeien en de insecten zoemen. Waar het water stroomt, de vogels vliegen en de bladeren vallen… Daar is alles goed.
Hoi! Welkom op mijn wilde avontuur. Waar alles draait om genieten van het leven, met de zon op je gezicht of in de stromende regen en met modder aan je schoenen. De natuur is mijn thuis.
Omringd door bomen en op mossige bosgrond waar kleine beekjes hun weg vinden naar uitgestrekte meren of stromende rivieren ; daar komt mijn hoofd tot rust en gaat mijn hart open. Een leven verbonden met mijn ‘roots’.
De liefde voor de natuur bracht me al op vele bergtoppen, verleidde me tot eindeloze roadtrips naar afgelegen gebieden en zorgde voor een groeiend besef dat dít is wat leven is. Ontdekken, ervaren, verwonderen. Vrij zijn.
Na een jaar ultieme vrijheid, waarin camper Brutus een altijd-zonnig thuis was voor mij, mijn man en drie katten, streek ik neer in de Franse Limousin op een eigen lapje aarde. Hier werken we nu hard om ons groene paradijs te realiseren : een earthship-inspired ecohuis met moestuin en wild stuk bos!
Op deze blog lees je onze avonturen op weg naar een groener, vrijer en creatiever bestaan in verbinding met de natuur.
Reis je een stukje mee ? Klik hier om mijn nieuwste blogs in je mailbox te ontvangen.
Om kwart over 11 parkeer ik bij Evelien in de straat. Te laat, maar zij wacht nog tot er een koelkast bezorgd wordt, dus het geeft niet. Een beetje warrig en vol is mijn hoofd. Met nieuwe plannen, onafgemaakte ideeën en hoge verwachtingen. Vanmorgen had ik zelfs een beetje buikpijn. Alsof ik zenuwachtig was voor onze afspraak. Haha. We gaan gewoon een eindje wandelen. Evelien maakt wat foto’s. Ik ben gewoon ik. Toch besteedde ik een verwarrende hoeveelheid aandacht aan mijn kledingkeuze vandaag. Het werden een rood shirt en mijn bloemetjeslegging. Kleurt lekker matchend met mijn herfstige Instagramfeed.
Op de foto gaan vind ik niet zo spannend. Wandelen met Evelien ook niet. Wat houdt me dan zo bezig dat ik me deze dag niet écht kan ontspannen? Tot het moment van vertrek houd ik me bezig met de vraag wáár ik Evelien mee naartoe neem om te wandelen. Mijn hart wil naar de Veluwe. Ik was daar gisteren nog en het bos was er prachtig. Honderd kilometer rijden is niet héél ver, maar misschien toch een beetje overdreven voor een middagje. Ik besluit dat het allemaal niet zo ingewikkeld hoeft. Hier is ook gewoon goed. Een park in plaats van een bos – als we maar in de natuur zijn. Dankbaar voor wat we hier dichtbij aan landgoederen hebben. Met prachtige eeuwenoude eikenlanen en torenhoge beuken. De herfst is overal betoverend.
Eenmaal aan de wandel raken we aan de praat over mijn herfst-thema : Loslaten. Evelien overvalt me een beetje met de vraag of ik dit seizoen nog meer loslaat dan mijn baan in loondienst. Ik weet het even niet. Ik heb het gevoel dat er al jaren zoveel blaadjes en laagjes van me afvliegen dat ik er nog niet eens heel erg bij stil heb gestaan wat er dit seizoen specifiek losgelaten mag worden. Evelien begrijpt mij als (bijna) geen ander wanneer ik het heb over het ervaren van het ‘échte’ leven, het pure bestaan, het in contact zijn met de wereld, en dat zich dat in mijn believing afspeelt op de plekken waar zelden een mens te bekennen is. In de natuur, in de levendige rust van het bos, in de brute kracht van de storm, in de onbeweeglijke stilte van een perfect spiegelend wateroppervlak. In het wild, daar waar je kwetsbaar bent en vrij. Daar waar je alle assumpties over wie je zou moeten zijn – loslaat.
Mijn ultieme wens – om het leven te léven in verbinding met de natuur, heeft al een flinke stapel belemmerende overtuigingen de kop in gedrukt. De deur uit met alle zekerheden, met afhankelijkheid en schijnveiligheid. Ik hecht geen waarde meer aan status, looks (eh, behalve vandaag even dan, he), materiële zaken of sociale normen. Slechts figmenten van hoe mooi het leven het kan zijn. Een beetje gekscherend zeg ik al wandelend dat er een ‘verkeerde’ manier is van naar de wereld kijken. De manier waarbij mensen de essentie van het leven (de natuur) ontkennen en hun leven spenderen in de houdgreep van betonnen muren, schermen en zelfbedachte regeltjes. Evelien merkt scherp op dat de meeste mensen het niet zozeer verkeerd zien – maar dat ze het gewoon niét zien. De wereld is blind voor hoe prachtig ze is.
Ik vind het fijn, om deze blik op het leven te kunnen delen. Om in contact te zijn met mensen die zich net zo intens verbonden voelen met de natuur als ik. En niet voor de eerste keer bedenk ik me; áls ik een missie heb in het leven dan moet het zijn om deze mensen te vinden. Om hen te helpen de ogen te openen voor wat ze diep in hun hart misschien al voelen. Om ons samen te verwonderen over de schoonheid van de wereld en te delen in een intens diepe dankbaarheid voor het leven.
Of ik nog iets ging loslaten, vroeg Evelien me dus. Er komen eigenlijk alleen een hoop zaken naar boven die ik wel had wíllen loslaten, maar waar ik toch aan vastgehouden heb. Het allerliefste wilde ik dit seizoen gewoon even niets. Heel intens de herfst ervaren. Buiten zijn. Bakken, naaien. Knusse dingen doen en de natuur in. Niet-werken. Het is een heel consistent thema in mijn leven; ik wil helemaal niet werken. Ik ben niet lui of naïef (dat laatste misschien een beetje – ik geloof ten slotte nog altijd in de goedheid van de mens). Maar de afstand tussen investering en beloning in deze maatschappij is me simpelweg véél te groot. Het leven is mijn kostbaarste ‘bezit’. Mijn tijd ergens aan spenderen (besteden, uitgeven!) is dus iets waar ik heel bewust mee omga. Mezelf mijn tijd in de natuur ontzeggen om hard te werken en geld oppotten voor later? Niet mijn stijl. Wat als ik later dood ben? Of wat als er later ook weer een later is? Als je wil léven, moet je leven. Nu. Niet later. I’m alive!
Ja. Dit is wat ik heel sterk voel dit seizoen. Ik leef! En welke-god-dan-ook, wat ben ik dankbaar! Een beetje verbaasd is Evelien wel wanneer ik uit dat ik toch echt best wel tevreden ben met mijn leven. Ik geef immers graag af op de stad met al haar herrie en uitlaatgassen. Op Nederland met haar spaarzame stukjes groen en op de maatschappij met haar honderdduizend eisen, verwachtingen en regels. Ik werk aan mijn droom, en ik zou niet willen leven zonder dromen, maar ik heb ook iets heel belangrijks losgelaten; het idee dat mijn leven pas compleet is na het realiseren van die droom. Ik heb het weg laten vliegen als een blaadje op de wind. Het leven is goed zo. Zo goed! En dat het nog mooier kan is slechts een cadeautje. Een bonusje. De kers op de Aarde.
Ergens laat ik vallen dat ik misschien wel een beetje ‘klaar’ ben met mijn baan als illustrator (ik schrik er zelf een beetje van!) en dat ik meer en meer neig naar een vorm van ‘werk’ waarbij ik zoveel mogelijk tijd buiten door kan brengen. Daar waar ik voel dat ik leef, waar ik omringd ben door leven, waar het leven plaatsvindt. Ik wil niet zo ver gaan om te zeggen dat elk uur dat ik tussen vier muren doorbreng een verloren uur is, maar ik ben zeker niet van plan te investeren in een levensstijl die me meer naar binnen trekt dan naar buiten. En illustreren gaaat me nu eenmaal makkelijker af binnen aan een tafel dan op een boomstam in het bos.
Vervolgens zegt Evelien iets wat me aan het denken zet. Iets over ‘de natuur naar binnen brengen’ en dat wij (Bas en ik) dat zo goed doen. Ja, dat klopt wel – wij leven inderdaad op 23m2 boshut. En mijn visie voor in Frankrijk (wanneer we daar eenmaal ons ecohuis gebouwd hebben) is toevallig ook om toffe meubelstukken en andere natuur-kunstwerkjes te creëren met bosvondsten. Waarom niet nu alvast beginnen? Maar dan zegt Evelien nog iets anders. “Ik bedoel niet alleen naar binnen, maar ook naar bínnen” en ze klopt met een vlakke hand op haar hart.
Naar binnen. Ik mag je uitnodigen de natuur binnen te laten. Je ogen te openen en de wereld binnen te laten stromen. Ik wil je inspireren meer tijd in de natuur door te brengen omdat ik wéét dat je dan zal voelen wat ik voel. Wanneer je je openstelt voor het leven zie je hoeveel schoonheid er is in eenvoud. Hoe simpel en tegelijk complex ieder natuurlijk fenomeen zich voor je ogen voltrekt. Hoe wonderlijk de wereld is en hoezeer je er thuis bent.
Dát wil ik ervaren. En dát wil ik met je delen. Al het overige zou ik willen loslaten. Ik wil me laten vallen en alleen nog aandacht geven aan datgeen wat mijn hart tot over de rand vult met dankbaarheid voor het leven. Maar ik vind het eng. Doodeng. Het lukt me nog niet en dat geeft niet.
Dat het moet mag ik loslaten.
Maar dat het kán laat mij niet meer los.
En met dat besef daalt alle chaos neer, als een boom die in één zucht al zijn bladeren loslaat.
P.S. Elk seizoen wandel ik met Evelien (www.evelienopweg.nl). Ze neemt me mee in wat er op dat moment voor mij speelt, spiegelt me en stelt rake vragen over hoe ik mijn plek in de wereld ervaar. De wandeling is ongedwongen, en de foto’s neemt ze vaak haast ongemerkt. Elk seizoen kom ik thuis met nieuwe inzichten en nieuwe vragen, en puzzelstukjes die ineens hun plek lijken te vinden in het grotere geheel. Wanneer ik de foto’s terugkijk verbaas ik me; ben ik dat? Ja! Dit ben ik, helemaal. Dit is méér ‘ik’ dan wanneer ik in de spiegel kijk. Meer ik dan hoe ik mezelf voorstel. Dit ben ik zoals ik vandaag in de wereld sta. Ieder seizoen zie ik een verandering in mij, zie ik dat ik een stukje verder ben op mijn reis. Bijzonder.
Wanneer Evelien een wat ‘bewuster’ fotomoment inlast word ik ineens onzeker. Hoe moet ik me een houding geven? Wat moet ik doen? Wat wil ik uitstralen, wie ben ik eigenlijk? Waar laat ik die arm? “Niet zo achter je rug, Sarie, dat ziet er een beetje gek uit”. En toch, ook de onzekerheid in mijn ogen, terug te zien op de foto, vertelt het verhaal van wie ik ben. Ik zie hoe ik zoekende ben. En ik zie ook hoe alles in mijn gezicht verandert wanneer ik even mijn ogen sluit, diep inadem, gek met mijn armen zwaai en weer terugkom bij wie ik van binnen ben. Zónder na te denken over hoe dat er aan de buitenkant uitziet.
Ik ben het allemaal en het is een waardevolle spiegel om mezelf zo te mogen zien.
Wil jij ook een keer wandelen met Evelien (mét of zonder foto), dan vind je in het Fall-journal een fijne kortingsbon. Ik kan het je alleen maar aanraden!
Om te worden wie ik ben moest ik loslaten wie ik dacht te zijn.
De herfst herinnert me dat het oke is om los te laten. Dat er weer nieuwe blaadjes zullen groeien wanneer de tijd rijp is. Ik groei, word sterker, en sta stevig geworteld in de aarde. Óók wanneer de storm rond mij raast en hele takken afbreekt.
Na mijn eerste burn-out, nu 7 jaar geleden, ben ik nooit meer geworden wie ik daarvoor was. Ik denk nog wel eens terug aan dat super-energieke meisje van toen. Dat hard studeerde, twee bijbanen had, met vriendinnen de stad in ging, wekelijks naar de sportschool en óók nog tijd over had om meerdere hobby’s te beoefenen. Toen het me allemaal teveel werd kon ik geen enkele prikkel meer verdragen. Lange tijd gruwelde ik van de stad. Al die mensen. Waar over de markt dwalen eerder een gezellige zaterdag-activiteit was, liep ik nu met opeengeklemde kaken van de fietsenstalling naar het station, en alleen als het écht moest.
Pas toen ik fysiek niet langer in staat was om de show vol te houden, leerde ik dat je alles los kunt laten. En dat de wereld dan blijft draaien.
Dat gevoel van overwhelm bij grote groepen mensen is nooit meer weggegaan. Net zoals de energie om alle dingen te doen die ik voorheen deed, nooit is teruggekomen. En waar ik lange tijd een strakke scheiding zag in Sarie pre-burn-out en Sarie post-burn-out, kan ik daar vandaag een nieuw licht op schijnen. Want als ik echt heel eerlijk kijk (en hoe meer tijd er verstrijkt, hoe eerlijker ik terug kan kijken naar wie ik ooit was!) zie ik dat de einzelganger van vandaag altijd al verstopt zat in dat bezige bijtje van toen. Ik durfde het alleen nog niet toe te geven.
Pas toen ik fysiek niet langer in staat was om de show vol te houden, leerde ik dat het ook anders kan. Dat je alles los kunt laten. Dat je gewoon kunt zeggen; ik doe even niet meer mee. En dat de wereld dan blijft draaien. Dat het leven doorgaat en onverminderd prachtig is.
Ik wilde geloof ik vooral heel graag ontsnappen uit de kooi die ik voor mezelf had gebouwd. De deur openen en gewoon weglopen. Maar ik wist niet of het mocht – realiseerde me niet dat het kon. Ik keek steeds over mijn schouder en vond nooit het goede moment om de drempel over te stappen. Tot het leven me een zetje gaf en ik naar beneden donderde.
Burn-out, noemen ze dat, en hoewel mijn haren overeind gaan staan bij die term (het geeft me het gevoel van een gehyped Generatie Y dingetje – alsof ‘wij millennials’ te lui zijn om het leven aan te kunnen) – is het óók de meest accurate term die ik ken voor de bijbehorende mentale en fysieke staat.
Opbranden…. Zó hard en fel branden dat de brandstof binnen luttele seconden volledig verteerd is in een woeste vlammenzee. En dan…, alleen nog gloeiende kooltjes, zware rook en een dikke laag as. Dat is hoe het leven voelde in 2014. Ik had de brandstof voor een heel leven er in enkele jaren doorheen gejaagd en nu bewoog ik me futloos door een kilometersdik rookgordijn. Ik wist niet meer waar ik op weg naartoe was en ik voelde me vooral een é-nórme aansteller. Iets in mij fluisterde dat ik alleen maar deed alsof. Dat ik gewoon te lui was om aan de voorwaarden van het leven te voldoen. Ik had er allemaal geen zin meer in, en nu ging ik maar gewoon bij de pakken neerzitten. Maakte ik de wereld wijs dat ik niet meer kon, terwijl ik eigenlijk gewoon niet meer wílde.
Ik had de brandstof voor een heel leven er in enkele jaren doorheen gejaagd en nu bewoog ik me futloos door een kilometersdik rookgordijn.
En ik wilde het zó sterk niet meer, dat het gebrek aan energie en motivatie uitmondde in een depressie. Als dit is wat het leven was, dan hoefde het voor mij niet meer. Het grijze rookgordijn verdikte zich tot een eindeloos uitgestrekte pikzwarte nacht. De zon scheen buiten, maar ik zag haar niet. Ik hoorde de vogels niet meer fluiten, voelde niet meer hoe de wind me zachtjes streelde. Nu ik eraan terugdenk, kwám ik eigenlijk nauwelijks nog buiten. Wat had ik daar te zoeken?
Ik heb zelden zoiets beangstigends meegemaakt, en toen ik weer ‘beter’ was nam ik mezelf voor ‘dit NOOIT meer’. Jarenlang ben ik bang geweest om weer op die donkere plek te belanden. Verschillende keren heb ik op het randje van de afgrond gebalanceerd. Mezelf weer teruggeworpen op de kant, zware gedachten negerend, omdat ik zeker wist dat die donkerte daar beneden me zou verzwelgen.
Vandaag voel ik me lichter. Hoe meer ik loslaat, hoe lichter ik word. Als een veertje durf ik me te laten dwarrelen, recht de duisternis in. Want ik weet nu dat ze me niet op kan slokken, zoals het leven dat destijds ook niet kon – ik liet me vallen, uit de gouden kooi, dwaalde met een uitdovend vlammetje door het duister en herrees als een fenix uit de as.
Ik liet me vallen, uit de gouden kooi, dwaalde met een uitdovend vlammetje door het duister en herrees als een fenix uit de as.
Toen ik eenmaal het licht weer zag, kon het echte werk pas beginnen. Met hernieuwd vuur maakte ik mezelf klaar om me als een echte ezel 500x aan dezelfde steen te stoten. Mijn brein begreep nog niets van wat mijn ziel heel langzaam begon te doorvoelen ; ‘het kan ook anders’. En dus stortte ik me terug in het leven zoals ik dat kende – work hard, play hard.
Ik begon aan een baan waarvan ik bij voorbaat al wist dat die me niet gelukkig ging maken. Toch vierde ik mijn vertraagde start aan het werkende volwassen leven met champagne. I made it. Ik deed er eindelijk toe. Ik was door het dal gegaan en nu klaar om deel te nemen aan de grote-mensen-wereld. Ik kocht foundation en lippenstift en hing mijn kast vol met panty’s en colberts. Zo, daar was ik dan – de volwassen versie van mijzelf, ready voor de rest van mijn leven. Met pijnlijke tenen in mijn gehakte laarsjes stond ik iedere dag om half zeven op het perron. Ik klik-klakte in alle vroegte door de straten van Den Haag, mijn nieuwe leren handtas met laptop en ordners onder mijn oksel geklemd.
Dat ik op kantoor een afgezonderde plek uitkoos op de benedenverdieping, ver weg van babbelende collega’s in de kantoortuin boven mij, zag ik dat eerste jaar slechts als toeval. Eerlijk gezegd dacht ik dat ik gewoon te schijterig was, te socially awkward om actief deel te nemen aan al dat collegiale geklets. Pas veel later begreep ik dat de behoefte aan alleen-zijn onderdeel is van mijn essentie, van wie ik bén. Ik denk graag na, en wanneer anderen mijn gedachten steeds doorbreken lukt dat simpelweg niet goed. Bovendien was ik weinig geinteresseerd in alle praatjes en het ‘druk druk druk’-zijn van mijn collega’s. Het voelde alsof we allemaal meededen aan een groot toneelstuk, en ik had mezelf bestempeld tot slechts onderdeel van het décor.
Naarmate de jaren verstreken drukte het leven steeds zwaarder op mijn schouders. Ik ging gebukt onder het gevoel een rol te moeten spelen en besloot dat ik niet langer mee wilde doen aan deze ingewikkelde productie. Al binnen het eerste jaar van mijn baan als consulent in de geestelijke gezondheidszorg besloot ik dat het roer volledig om moest.
Ergens op een middag in september vormde zich een plan in mijn hoofd. Alsof het zomaar ineens aan was komen waaien door het openstaande raam van ons appartement op 6-hoog. Ik wilde niet alleen weg bij mijn baan, maar weg uit dit land, weg uit de maatschappij, weg van alles dat me aan me trok of tegen me duwde. Ik had niet de intentie om te vluchten. Maar ik wilde bouwen aan een vrijer leven en zag ineens heel duidelijk het pad daar naartoe.
Ik wilde bouwen aan een vrijer leven en zag ineens heel duidelijk het pad daar naartoe.
Om me heen kijkend door ons ruime appartement realiseerde ik me dat ik hier zóveel had waar eigenlijk geen nood aan was. Een huis vol kamers en spullen, kasten en apparaten. En voor wat? Om de gaten te vullen die ontstaan waren door een chronisch gebrek aan autonomie en vrijheid? Het leek me niet heel moeilijk om een groot deel van wat ik om me heen zag los te laten. En met die bereidheid opende zich de deur naar een heel ander bestaan.
Weg bij mijn baan ging ik niet. Nog niet – mijn rol hier was nog niet voltooid. Wel stapte ik over naar een ander, kleiner, team waarin ik meer aansluiting vond. De jasjes en hakjes bleven nog even, maar die zomer ging ik óók op Teva-slippers naar kantoor. Met mijn collega’s had ik het gezellig – we verslonden chocoladerepen en namen extra lange lunchpauzes bij de Italiaanse broodjeszaak om de hoek. Maar het werk viel me nog steeds zwaar en hoe ik ook mijn best deed, verbinding voelen met mijn taken deed ik niet.
Anderhalf jaar nadat ik mijn werkende leven begonnen was kochten we onze camper Brutus. Vijfendertighonderd kilo vrijheid op vier wielen. Langzaamaan durfde ik sommige van mijn collega’s te vertellen over mijn plannen. Dat ik “ooit wilde gaan wonen in die camper”. Dat dat ooit liever vandaag dan morgen was, en dat iedere cent die ik verdiende naar een spaarrekening getiteld ‘camperleven’ ging liet ik nog even achterwege.
Door de jaren heen had ik geleerd dat eerlijkheid vaak niet wenselijk was. Als er tijdens een beoordelingsgesprek gevraagd werd waar ik mezelf over 5 jaar zag, was mijn antwoord steevast ‘in een hogere functie binnen dit bedrijf’. Ik hoor het mezelf nog zo opdreunen. Liegen – of de waarheid verzwijgen – was onderdeel geworden van mijn manier om me staande te houden in een wereld waar ik eigenlijk helemaal geen deel van uit wilde maken.
Tot het moment dat iedere vezel in mijn lichaam in verzet ging.
In februari gaf ik gaf er de brui aan. Alweer. Ik had geen energie, geen motivatie – zélfs niet voor de spaarrekening getiteld camperleven, en hoewel ik met mezelf had afgesproken nooit meer depressief te raken ; het zonnetje in huis was ik ook niet bepaald.
Wederom voelde ik me een aansteller. Ik kón me immers echt wel naar de trein slepen en fysiek aanwezig zijn op 4e verdieping van het kantoorpand in Den Haag…. Dat ik er zwaar ongelukkig van werd voelde bijna niet als reden genoeg om thuis te blijven. Tóch luisterde ik naar mezelf. Aansteller of niet, ‘kennelijk is dit wie ik ben’.
Dagenlang zat ik in de rats omdat ik dacht een collega tegen te zijn gekomen bij de Albert Heijn. Zeker wist ik het niet eens, want zodra ik haar gezicht dacht te herkennen draaide ik me om en deed of ik onzichtbaar was. Hartkloppingen, schaamte, stress, schuld… want een minuut eerder had ik nog staan lachen om de hoeveelheid augurken die Bas in ons karretje laadde. Genadeloos hard viel ik door de mand ; deze meid is niet ziek, ze wíl gewoon helemaal niet werken. Wát een bedriegster en luie donder.
Dat ik bijna een hele week aan niets anders kon denken dan dit voorval, gaf wel aan dat het misschien toch niet zo heel goed met me ging. En hoewel het bij de start van mijn reintegratie-traject echt alweer een stukje beter ging, zag ik geen heil meer in doorploeteren in een baan waar ik niet gelukkig van werd.
Toen ik eenmaal doorhad hoe simpel het is om los te laten, veranderde mijn hele visie op het leven.
Twee maanden nadat ik van ‘koffiedrinken’ en ‘een uurtje werken op therapeutische basis’ was aanbeland bij halve dagen werken (waarin ik me met name bezighield met het opruimen van dichtgeslibde archiefkasten en kleine klusjes voor collega’s) meldde ik bij de bedrijfsarts dat ik ‘geloof ik gewoon klaar was met werken in de zorg’. Iedereen begreep het, er waren geen hard feelings en eind van het jaar stond ik met een plastic bekertje cola en kaasstengels op mijn eigen afscheidsborrel.
Dingen die je eigenlijk helemaal niet wil, wegen al snel zwaar, denk ik. Misschien dat we ze daarom ook zo moeilijk loslaten. Bang dat het te pletter valt, uit elkaar spat zodra we onze grip erop verzachten. En wat dan? Wat moet je met een uitelkaargespat leven? Wat doe je met al die brokstukken? Bij elkaar vegen, lijmen? Weggooien en nooit meer naar omkijken?
Mijn verhaal voelt niet zwaar meer omdat ik het losgelaten heb. Een hoofdstuk uit een boek waarvan ik de pagina’s heb omgeslagen – een mooie terugblik op hoe het was en wat ik daarvan leerde. En heel eerlijk gezegd, het klapte helemaal niet uit elkaar toen ik het liet vallen! Het vloog ook niet weg. Het verdampte niet. Er gebeurde eigenlijk helemaal niets. Behalve dat het niet meer bij mij hoorde – niet meer míjn leven was.
Een gat bleef er ook niet achter, want de ruimte die ontstond nadat ik besloot dat het ‘standaard werkende leven’ gewoon niet voor mij was, werd als vanzelf gevuld met dingen die wél bij mij passen. Met natuurwandelingen, een eigen onderneming, een camperreis en een stuk grond in Frankrijk.
Toen ik eenmaal doorhad hoe simpel het is om los te laten, veranderde mijn hele visie op het leven. Alles is in beweging – altijd. Plannen komen gaan, dromen groeien en worden werkelijkheid (of niet) en wat vandaag uit de grond ontspruit zal op een zeker moment ook weer terugkeren naar de aarde.
Loslaten is heerlijk. Loslaten is fantastisch. Loslaten is vrijheid. Loslaten is leven!
Wil je me vertellen over jouw ervaringen met loslaten? Herken je je in dit verhaal, heb jij iets soortgelijks meegemaakt of zit je er nu misschien middenin? Laat het me hieronder weten!Ik ga graag het gesprek en de verbinding aan met andere Wild Souls, die net als ik willen breken met de ratrace en meer verbinding zoeken met de natuur.
Om je een handje te helpen – en ter ere van al het Loslaten dat mijn leven zo heeft verrijkt – ontwikkelde ik het Fall- journal. Een ode aan de herst, aan overgave en aan het loslaten van alles wat je niet meer dient. Zeventig pagina’s vol kleurrijk geïllustreerde schrijf-, teken- en doe-opdrachten nemen je mee op reis in jouw binnenwereld of juist naar buiten, de wereld in.
Vertraag naar het ritme van de natuur en geef je over aan het seizoen; ‘Wild Journey – Fall’ helpt je grip te krijgen op de snelheid van het leven en laat je voelen hoe het is om jezelf te laten vallen. Om vol vertrouwen los te laten, zoals een blaadje dat zich van de boom naar beneden laat dwarrelen. Om vervolgens veilig te landen op de aarde. Terug naar de basis, een reis naar beneden in jezelf.
Laat los en laat jezelf vallen – terug naar de aarde. Val en val, en val nog verder tot er niets meer over is dan dit. Hier. Nu.
P.S. Alle prachtige fotos van mij in deze blog zijn gemaakt door Evelien op weg. Als je dit jaar nog aan de slag gaat met één van de Wild Journey journals krijg jij een kortingsbon voor ook zon fijne rakende shoot met Evelien!